Als Register Valuators (RV) gaan wij bij het vaststellen van de waarde van een activum, activiteit, onderneming of aandelenbelang (het waarderingsobject) uit van het begrip economische waarde. De economische waarde definiëren wij als de hoogste van de indirecte opbrengstwaarde (IOW) en de directe opbrengstwaarde (DOW).

IOW (bedrijfswaarde)

De IOW betreft de contante waarde van de aan een actief of samenstel van activa toe te rekenen geschatte vrije geldstromen, inclusief de restwaarde, die kunnen worden verkregen met de voortzetting van de bedrijfsactiviteiten (going-concern principe). De waarde wordt aldus bepaald op basis van toekomstgerichte informatie, verwachtingen, risico’s en onzekerheden. De Discounted Cash Flow (DCF) methode is daarvoor de meest geëigende waarderingsmethode. Ondernemingen die voldoende rendabel zijn hebben een IOW die hoger zal liggen dan het zichtbaar eigen vermogen. Het verschil wordt vaak aangeduid als goodwill. Om deze goodwill in de ‘markt’ te kunnen realiseren moet deze overdraagbaar zijn, ofwel niet persoonsgebonden. Bij bedrijven die een lager rendement realiseren dan op basis van het risicoprofiel van de onderneming wenselijk is, kan sprake zijn van badwill (IOW lager dan zichtbaar eigen vermogen).   

DOW (liquidatiewaarde)

De DOW betreft  de redelijkerwijs te verwachten ruilopbrengst (opbrengst minus kosten) die verkregen wordt als samenstel van activa hetzij afzonderlijk, hetzij in samenhang met andere bestanddelen van het ondernemingsvermogen worden verkocht. De bedrijfsactiviteiten worden door het waarderingsobject beëindigd en de opbrengsten uit de verkoop van bezittingen worden gebruikt om de vermogensverschaffers terug te betalen schulden terug te betalen. Het zichtbaar eigen vermogen (het saldo van bezittingen en schulden) van het waarderingsobject geeft een eerste indicatie van de DOW. Als gevolg van het ontbreken van een going-concern perspectief is veelal van goodwill geen sprake. De te realiseren DOW is onder andere afhankelijk van de beschikbare periode waarin de bedrijfsactiviteiten kunnen worden beëindigd. Een voorbereide en gefaseerde bedrijfsbeëindiging zal een hogere opbrengstwaarde genereren dan een versnelde of gedwongen verkoop waarbij bezittingen met een korting moeten worden verkocht.  

Make-or-buy

Een koper die een ‘make-or-buy’ keuze heeft, veelal strategische kopers, zal aanvullend ook de investering in aanmerking nemen om de bedrijfsactiviteiten in-house te ontwikkelen. Dat scenario kan mogelijk goedkoper zijn dan het overnemen van een bestaande onderneming.

Subjectief en momentopname

Bij het vaststellen van de economische waarde zoals hierboven geschetst, bezien wij de economische waarde vanuit de ‘beschouwende partij’. Waarde is dan ook per definitie subjectief en betreft altijd een momentopname. Het is de resultante van subjectieve verwachtingen en inschattingen. De objectieve waarde bestaat niet. Andere uitgangspunten en aannames zullen altijd een andere waarderingsuitkomst tot gevolg hebben.